16 november jl. deed de tuchtcommissie van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) uitspraak in wederom een zaak tussen turnsters en hun oud-trainer. In tegenstelling tot veel andere uitspraken is in dit geval de trainer schuldig bevonden aan ongewenst gedrag zoals geformuleerd in artikel 4 lid 2 van het algemeen tuchtreglement van het ISR. Er is echter geen straf opgelegd.
De tuchtcommissie is van oordeel dat een groot aantal ongewenste gedragingen waarvan de trainer wordt beschuldigd, waaronder fysiek geweld, niet zijn vast komen te staan. Dit komt met name doordat de meldingen onvoldoende concreet waren of er tegenstrijdigheden in verklaringen zaten. Eén concrete gedraging wordt echter door de tuchtcommissie voldoende aannemelijk geacht. Het gaat om een zogenaamd ‘deur incident’ waarbij de trainer zou hebben geschreeuwd en zo hard op een wc-deur hebben gebonsd waar een turnster zich had opgesloten dat de deur daarbij beschadigd raakte. De trainer heeft dit incident niet ontkent, maar alleen afgezwakt. De tuchtcommissie geeft aan dat zijn gedrag, ook als dit voortkwam uit bezorgdheid (aldus de trainer), tegenover een jong meisje niet normaal is en grensoverschrijdend is. Dat de trainer nooit het oogmerk heeft gehad om de turnsters te beschadigen doet daar niets aan af. De gedragingen hebben namelijk tot gevolg dat de waardigheid van de persoon is aangetast. De tuchtcommissie acht ook bewezen dat de trainer zich heeft schuldig gemaakt aan schreeuwen en schelden, los van dit specifieke deur-incident.
De trainer wordt dan ook schuldig bevonden. De gedragingen hebben echter 25 jaar geleden plaats gevonden én een straf acht de tuchtcommissie dan ook niet opportuun. Ook voor een voorwaardelijke straf ziet de tuchtcommissie onvoldoende grond nu het jongste incident dateert uit 2012 en er geen feiten of omstandigheden bekend zijn waaruit blijkt dat de trainer dergelijke gedragingen nog steeds vertoont.
De tuchtcommissie gaat overigens ook in op de toepassing van een algemeen tuchtreglement dat in 2020 in werking is getreden op incidenten die daarvoor hebben plaatsgevonden. De tuchtcommissie stelt dat met de invoering van dat reglement niet is beoogd om een nieuwe norm aan te leggen. De vraag is dan ook of het gedrag van de trainer naar de normen van de tijd waarin de gedragingen plaatsvonden grensoverschrijdend was. De tuchtcommissie stelt dat er in het verleden dingen gebeurd zijn waartegen niet werd opgetreden en werden geaccepteerd. Het is goed mogelijk dat dit kwam doordat dit toen gezien werd als de norm binnen de topsport. Echter, wanneer het gaat om schelden en schreeuwen richting (zeer) jonge turnsters kan naar het oordeel van de tuchtcommissie worden gesteld dat dit naar de norm van toen ook niet acceptabel was. Dat geldt eveneens voor het deur-incident. De tuchtcommissie stelt dan ook dat de toepassing van het algemeen tuchtreglement 2020 op incidenten van 25 jaar daarvoor mogelijk is, aangezien is gekeken naar de normen die toen golden.
De uitspraak kan u hier raadplegen.